Op 31 oktober 2023 sprak Bauke Koekkoek zijn lectorale rede aan de politieacademie uit. In deze lectorale rede ging Bauke Koekkoek in op de verhouding tussen onbegrepen gedrag en samenleving, bekeken vanuit veiligheidsperspectief. Na een sociaalwetenschappelijke verkenning van dit fenomeen, focuste hij op het omgaan met mensen met onbegrepen gedrag, vanuit politie en in samenwerking met burgers en andere publieke professionals. Hij probeert de vragen te beantwoorden hoe te leren in deze complexe context, hoe zich in te leven in de ander en hoe een gelijkwaardige interactie aan te gaan – steeds met een scherp oog voor de weerbarstige praktijk en vanuit de overtuiging dat iedereen het recht heeft niet verward te worden. Klik hier voor de lectorale rede als PDF-bestand.
Het recht van burgers om niet verward te worden
Start: enkele minuten van de openingsscène van de serie Beef over twee mensen die elkaar na een verkeersconflict langdurig het leven zuur maken
We zien een Aziatisch-Amerikaanse man van eind dertig die, zichtbaar geërgerd, de parkeerplaats van een grote bouwmarkt af wil rijden. Als hij met zijn oude pick-up achteruit rijdt, komt er net een blinkend witte SUV aan, die vol in de remmen moet voor hem. De SUV-bestuurder, die we niet kunnen zien, blijft achter zijn auto staan en drukt bijna 10 seconden lang op de (keiharde) toeter. Als de SUV eindelijk weg rijdt, stopt de bestuurder (nog steeds onzichtbaar) tien meter verderop weer, en steekt een krachtige middelvinger uit het raam. De pick-up zet de achtervolging in op de SUV, agressief bumperklevend en levensgevaarlijk op de andere weghelft rijdend. Bij een kruispunt lijkt de pick-up de SUV uiteindelijk klem gereden te hebben. Maar de SUV weet alsnog weg te glippen om vervolgens keihard, achteruit, in te rijden op de zijkant van de pick-up. Net voordat die vol in de flank geraakt wordt, stopt de SUV en rijdt hard weg. We zien de verbijsterde pick-upbestuurder in close-up, de SUV bestuurder hebben we al die tijd niet kunnen zien.
U keek net naar de eerste paar minuten van de serie Beef. Ik denk dat ik het algemene gevoel verwoord als ik de bestuurder van de witte SUV ‘gestoord’ noem, ‘psychopaat’ zelfs. Of die persoon echt een stoornis heeft, is daarbij niet van belang, met deze zware termen willen we vooral onze afkeuring uitdrukken, woorden geven aan de morele verwerpelijkheid van gedrag (zie bijv. Erikson, 2020; NPB, 2023). Termen als ‘crimineel’, ‘slecht’ of ‘gek’, toch ook niet echt vriendelijk, voelen hier als ontoereikend.
Wat vroeger ‘gestoord’ genoemd werd, is bij de vorming van de Nationale Politie, ongeveer tien jaar geleden toen er uniforme registratie codes kwamen voor alle eenheden, ‘verward’ gaan heten. Gezien de gevoelstemperatuur van ‘gestoord’ is dat een wijze, hoewel wellicht onbewuste, keuze geweest. De term ‘verward’ wordt gebruikt om als politie ver te blijven van het stellen van diagnoses – daarvoor hebben we specialisten, over wie later meer (Overduin, 2019). De term ‘verward’ was waarschijnlijk niemand opgevallen als het aantal registraties onder die term (en registratiecode E33) gelijk was gebleven. Maar door de enorme stijging van de registraties, een verdrievoudiging tussen 2012 en 2022 (Data Politie NL, 2023), werden ‘verwarde personen’ een maat schappelijk thema: niet alleen aan de bestuurstafels van psychische zorg en politie maar ook in de media en Den Haag.
Vanaf ongeveer 2015 werd de term ‘verwarde personen’ in de media haast een synoniem voor een afwijkende mensensoort. Een soort die steeds meer voorkwam en levensgevaarlijk was, passend bij de term ‘gestoord’ van zojuist. Als Alberto Stegeman zegt dat er ‘ook eentje in jouw straat rond zou kunnen lopen’, dan weet je dat het menens is, dat er (in sociologisch jargon) een moral panic gaande is (Goode & Ben-Yehuda, 1994; Cohen, 1972). In dit geval leidde die tot angstige bur gers, boze agenten, driftige beleidsmakers, gretige subsidieaanvragers en nog veel meer. Ondertussen zijn er verschillende analyses gedaan op grote aantallen E33-registraties en weten we dat er een veelheid aan gedrag onder schuil gaat en dat situaties kunnen variëren van ‘huis-tuin-en-keukengedoe’ tot heel ernstig (Politie, 2022; Poels, 2019; Koekkoek, 2017).
Afwijkend gedrag is hoog op de maatschappelijke agenda gekomen maar er is ook verwarring ontstaan. Want wie mogen we nu verward noemen? De man die onder invloed is, iedereen in zijn buurt bedreigt maar over een paar uur – nuchter – weer de rust zelve is? De vrouw die op een balustrade klimt, zegt dat ze wil gaan springen maar zich op slechts tweehoog bevindt? De man die in een speeltuin vier kleuters neersteekt en internationaal nieuws wordt (NOS Nieuws, 2023)? De burger die zich niet aan coronamaatregelen houdt omdat zij denkt dat die onderdeel zijn van een staatscomplot (Bogers, 2021; De Jong, 2021)? De man die door een drukke straat loopt met een mes in zijn hand en Arabische woorden schreeuwt (Miserus, Dirks & Vos, 2018)? In al deze gevallen werd in de media gesproken over iemand die ‘verward’ was. Correct? Of waren deze mensen respectievelijk dronken, wanhopig, gestoord, ‘wappie’ (een verschrikkelijke term) of terroristisch?
‘Verward’ is een individualiserende en medicaliserende kwalificatie, die impliceert dat je er als agent of burger ‘niks mee hoeft’. Het gedrag van de ander wordt benoemd als een soort ziekte waar de persoon zelf en diens omgeving weinig aan kan doen – en dus niet verantwoordelijk voor is. Automatisch wordt dan naar de zorg en, in mindere mate, naar justitie gekeken. Maar voor zorgspecialisten is ‘verward’ zoals agen ten dat gebruiken een breed en vaag begrip waar ze zich niet zomaar verantwoordelijk voor voelen. Een ander probleem met deze brede term is dat er per definitie een brede beleidsreactie op komt. In Den Haag worden zo alle ‘verwarde personen’ al jaren over één kam geschoren en blijft men proberen één alomvattende aanpak te verzinnen. Het laatste probleem met ‘verward’ is dat het een te makkelijk te gebruiken term is voor mensen en gedragingen die afwijken – en we daarmee zowel kwetsbare, maatschappijkritische als gevaarlijke mensen op één hoop gooien. Dat is risicovol in een samenleving waarin afwijkende meningen snel als extreem of moreel onjuist worden beschouwd. En het doet af aan onze rechtsstaat: los van dat het ‘verward’ noemen van iemand met terroristische motieven niet handig is, en dat mensen die complot ten zien niet per definitie verward zijn, hebben burgers het recht om niet (onderling) verward te worden.
En het lijkt toch allemaal zo simpel. Bij afwijkend gedrag hebben we twee verklaringen of concepten die ons de weg wijzen: criminaliteit en ziekte (Greig, 2002). Wie zich niet aan de formele regels van de rechts staat houdt, is ‘slecht’ of ‘strafbaar’ en krijgt te maken met handhaving, opsporing en soms vervolging. Wie zich niet aan de sociale regels van de samenleving houdt, is ‘gek’ of ‘gestoord’ en krijgt te maken krijgen met begeleiding, behandeling en soms beveiliging door de psychische zorg. Mede ingegeven door capaciteitsgebrek heeft de politie een tijd lang sterk de nadruk gelegd op deze tweedeling. Dat was ook nodig want jarenlang ving de politie veel kwetsbare mensen op in de cel en vervoerde hen in de politiewagen – dat is ondertussen veel minder.
Maar regelbrekend gedrag, zowel juridisch als sociaal bezien, is er in vele soorten en maten: van een middelvinger en luid en lang getoeter tot het organiseren van mensenhandel en andere vormen van zware criminaliteit. Veel regelbrekend gedrag wordt niet gehandhaafd of vervolgd – om uiteenlopende redenen. Het is verleidelijk om alles wat niet (alleen) strafbaar is maar wel afwijkend, ‘ziek’ te noemen, en te verwachten dat de zorg dat gat dicht loopt. Maar ook in de zorg wordt niet altijd gehandeld: wat ziek is, of wat risicovol is, blijkt moei lijk objectief vast te stellen en sterk af te hangen van het perspectief van de beoordelaar (Visscher et al., 2015; Mevis & Van der Wolf, 2017). En begeleiding of behandeling heeft lang niet altijd effect. Dus een strikt onderscheid tussen ‘slecht’ en ‘ziek’ is soms niet haal baar. En mensen die niet in het ene hokje passen dan maar in het andere hokje kieperen, werkt vaak averechts. Hoe gestoord we de bestuurder van de witte SUV ook mogen vinden, ‘ziek’ is de bestuur der zeer waarschijnlijk niet. Vervolging voor een strafbaar feit lijkt ook onwaarschijnlijk. Dit grijze gebied is het lastigst voor de organisatie die zowel handhaving als hulpverlening in haar pakket heeft, 24 uur per dag bereikbaar is en binnen 15 minuten ter plaatse moet zijn – politie. Zowel zorg als justitie zit veilig in de tweede lijn, achter een drem pel, terwijl agenten als first responders direct moeten handelen (Lamb, Weinberger & DeCuir, 2002). Het heeft lang geduurd voordat dit dui delijk was: specialisten in het algemeen en in de psychische zorg in het bijzonder reageerden lange tijd defensief op de term ‘verwarde perso nen’ (Weeda, 2018; Verhagen & Kasteel, 2018).
Dat resulteerde in een semantische discussie, die zijn oorsprong heeft in het wetenschapsfilosofische uitgangspunt dat het mogelijk is om extern, eenvoudig, eenduidig en objectief vast te stellen wat er met iemand aan de hand is. En dat op basis daarvan iemand in te delen valt in een diagnostische categorie of bij een bepaalde publieke dienst. In de psychische zorg is dit idee, dat het exact benoemen van mensen in termen van stoornissen helpt om problemen op te lossen, al decennia standaard. De huidige versie van het universele diagnostische systeem, de DSM, bevat drie keer meer stoornissen en zeven keer meer pagina’s dan de eerste editie (Suris, Holliday & North, 2016). Waarom mensen zich op een bepaalde manier gedragen is bewust geen onderdeel van die DSM, leerboeken en diagnostische instrumenten – want onvoldoende ‘objectief’. Daardoor krijgt de context ván en de interactie mét de persoon nauwelijks aandacht. Als we die aanpak toepassen op de bestuurder van de witte SUV komen specialisten ongetwijfeld tot heel wat diagnoses, zonder hem of haar ooit gesproken te hebben. Want het onredelijke en agressieve gedrag vinden we als ‘symptoom’ terug bij talloze ‘stoornissen’ in de DSM. Daarmee hebben we nog geen enkele verklaring voor dit gedrag, laat staan een richting voor een benadering (Wakefield, 2014).
Want als de aanleiding voor het gedrag van de bestuurder niet de erger nis in het verkeer was, maar iets heel anders? Dat de bestuurder kort daarvoor diep gekwetst was of diens kinderen ontvoerd waren – om maar eens wat geks te noemen? Zouden we het gedrag dan ook zo gestoord vinden? Ik laat dat oordeel graag aan u maar het maakt nogal uit wat de context van het gedrag is. En wat als de andere bestuurder niet achter de witte SUV was aangereden? Als de interactie gestopt was na de middelvinger en alles met een sisser was afgelopen? Ofwel, wat we aan gekte of gestoordheid zien, wordt ook sterk bepaald door de interactie tussen mensen.
Een eerste stap richting context en interactie zit in taal, en daarom heb ik me de afgelopen jaren hard gemaakt voor de term ‘onbegrepen’ in plaats van ‘verward’ (Koekkoek, 2019; Janssen & Huisman, 2017). Niet uit politieke correctheid: de termen verward, gestoord, geschift, wacko, weirdo, mongool e.d. vind ik niet allemaal fraai maar ook zogenaamd neutrale termen (zoals ‘persoonlijkheidsstoornis) lenen zich prima voor veroordeling en uitsluiting. De term ‘onbegrepen gedrag’ beoogt dus iets anders, namelijk de sociale en interactionele component van gedoe tussen mensen benoemen. Veel problematiek waar bij politie geroepen wordt, speelt namelijk niet alleen binnen burgers maar ook tussen burgers. Bovendien daagt de term ‘onbegrepen’ uit om de ander te proberen te begrijpen. Begrijpen betekent trouwens niet goedkeuren – ik benadruk dat maar even, net zoals in ons handboek onbegrepen gedrag voor het basispolitieonderwijs (Koekkoek, 2022). Als we weten waar de middelvinger en het getoeter uit Beef vandaan komen, vinden we het niet opeens prima. Maar vanuit begrip is het makkelijker om een passende reactie te geven.
Verward of onbegrepen gedrag kan dus van alles betekenen en vele oorzaken hebben – maar hoe het zit, weten we pas als we aandacht schenken aan context en interactie. Als we als politie mensen te makkelijk ‘verward’ noemen, doen we burgers en onszelf tekort. Als we het uitzoeken volledig overlaten aan specialisten, krijgen we labels en hokjes zonder interactie en context. De uitdaging voor politie is dus om zelf iets te doen, zonder psychiater, CTER-specialist of geheime dienst te worden – daarover in het volgende deel meer. Politie en zorg heb ben elkaar nodig en kunnen elkaar ondersteunen – al is dat niet altijd makkelijk.
Intermezzo: enkele minuten uit een aflevering van de documentaire serie Dienders over agenten in opleiding
We zien een studentenkoppel in de rol van agenten, en enkele andere studenten in de rol van burgers. Ze oefenen een situatie in een een gezinswoning op het terrein van de Politieacademie. Een vrouw die gebeld heeft, doet open maar voor ze iets kan zeggen komt er al een agressieve man in beeld die de agenten weg wil hebben. Het koppel komt wel binnen maar de situatie is erg chaotisch, er is een hoop geschreeuw en geloop van alle betrokkenen. Boven, in de badkamer, zit een dochter met een mes in haar hand, mogelijk om zichzelf wat aan te doen. Het koppel slaagt er nauwelijks in wat rust en structuur aan te brengen. Als een docent uiteindelijk ‘nu is het klaar’ roept, is de opluchting enorm bij het koppel. ‘Dit was dramatisch’, zegt een van hen, de ander loopt zuch tend en zichtbaar gespannen door beeld. De ‘student-acteurs’ hebben het juist naar hun zin gehad en zijn tevreden over de levensechte situatie die ze gecreëerd hebben voor hun groepsgenoten.
Het is niet eenvoudig om alle varianten van afwijkend gedrag te onder scheiden zonder zelf verward te raken. In het Dienders-fragment is dat duidelijk: alom aanwezige paniek, in de lucht hangend huiselijk geweld en een mogelijk zelfdestructieve dochter. De aspiranten vin den het makkelijker grenzen te stellen aan de dochter (die het mes wel écht moet neerleggen) dan aan de boze man (tegen wie ‘meneer, meneer’ gepreveld wordt). Na het rollenspel wordt de man ‘psychopaat’ genoemd – een groot compliment voor de acteur die de agenten ernstig heeft weten te tergen. We zien de enige agente wat verdwaasd rond lopen, later in de aflevering horen we dat ze zelf thuis in een conflict zit en daar de ‘moeilijke dochter’ is. Ervaren agenten hoor ik wel eens zeggen dat het allemaal niet zo moeilijk is, dat politiewerk, maar hier zien we dat het voor een nieuweling toch wat anders ligt.
Een grote didactische uitdaging doemt op: hoe leren we nieuwe profes sionals om de brede variatie van afwijkend gedrag te begrijpen? Ook in het onderwijs bestaat er een zekere neiging om specialisten in te vliegen. Of onderzoekers, zoals ikzelf, die alle nuances van de werkelijkheid willen benoemen. Maar mensen die het werk doen, zijn vaak op zoek naar eenvoudige en duidelijke antwoorden: als je dit ziet, is er dat aan de hand en moet je dit doen (en dat niet). Hoewel dat voor ‘verward gedrag’-situaties en huiselijk geweld-situaties, onderzocht door mijn collega Janine Janssen (Janssen, 2023), regelmatig niet zo makke lijk kan, is het voor specialisten en onderzoekers toch zaak complexiteit te reduceren zonder de werkelijkheid geweld aan te doen. Als dat lukt, complexiteitsreductie, vergroten we het handelingskader van agenten die daardoor minder afhankelijk worden van, en effectiever kunnen samenwerken met, eerdergenoemde specialisten. Een mooie uitdaging voor ons kenniscentrum Lokaal Politiewerk (zie kader 2) dat onderzoek doet voor de politiepraktijk – resulterend in de volgende vragen:
- – Hoe ontwikkelen we kennis die het inzicht van professionals ver groot en hun handelen vergemakkelijkt?
- – Hoe leidt die kennis tot ander handelen door professionals in de dagelijkse praktijk?
- – In welke mate profiteert de burger van die kennis en dat anders handelen? Vanuit de beschikbare data over ‘verward gedrag’-situaties is ondertus sen duidelijk dat er heel vaak meer dingen tegelijkertijd aan de hand zijn: meestal gaat het om iemand met individuele problematiek die in een negatieve interactie met zijn of haar omgeving terechtkomt – con text en interactie dus weer. Soms ligt dat vooral aan de situatie: omdat er kortgeleden iets gebeurd is, of er bepaalde mensen in de buurt zijn, loopt de zaak hoog op. Soms zit het sterk in de persoon, die onder invloed is van drank of drugs. Of omdat iemand – soms tijdelijk, soms lang durig – last heeft van sociale of psychische problematiek. En soms zorgt iemands persoonlijke stijl herhaaldelijk of voortdurend voor gedoe met de omgeving. Door onderscheid te maken tussen situatie, middelen, stoor nis en mens (SMSM) wordt het makkelijker om een analyse te maken en vervolgacties te bedenken. Zo ontwikkelden we het SMSM-model, om vragen te beantwoorden als: kan ik de zaak hier zelf kalmeren, moet iemand ontnuchteren, heb ik een zorgprofessional nodig, kan ik grenzen stellen? Dat deden we met o.a. politieonderhandelaars en hun opleiders tijdens een langlopend nascholingstraject. En we werk ten het nader uit in het eerdergenoemde handboek onbegrepen gedrag, geholpen door feedback van 25 meelezers. Het ontwikkelen van kennis en inzichten die het handelen van professionals vergemakkelijken kan dus op deze manier. Maar vraag twee is daarmee nog niet beantwoord, namelijk hoe deze kennis leidt tot ander handelen door professionals in de dagelijkse praktijk – dat gaat niet vanzelf door een schema of boek. Wat daarvoor wel nodig is, zijn we nog deels aan het uitvinden (via onderzoek) en aan het ontwikkelen (via onderwijsmateriaal) – zie kader 1 voor meer details. Eerder is het onze collega’s in het Kennis centrum Lokaal Politiewerk, Otto Adang en medewerkers, met de zogenoemde Doel Aanpak Analyse gelukt, dus we hebben hoop (Adang et al., 2022). Een andere vraag is of het model helpt om effectiever te communiceren en samen te werken met burgers en andere publieke professionals. En daarachter dan nog de vraag in welke mate de burger profiteert van die kennis en dat anders handelen (De Graaf & Wiertz, 2019). Om redenen van complexiteitsreductie kan ik daar helaas pas in een eventuele volgende rede op ingaan.
Terug naar de communicatie en samenwerking: terwijl de samenleving zich steeds verder specialiseert, en er voor iedere groep Nederlanders een eigen belangenvereniging en specialistenteam lijkt te zijn, stapt de agent nog steeds op alles en iedereen af (Van Dijk, Hoogewoning & Ter Woerds, 2014). Zeker in de noodhulp is het werk generalistisch en is het onmogelijk eigen klusjes of doelgroepen uit te zoeken. Als generalisten zijn agenten goed in het snel in kaart brengen van de con text en de directe interactie met burgers. Maar bij complexere kwesties moeten ze ook specialisten kunnen betrekken. De samenwerking, als generalist, met die specialisten is niet eenvoudig. Specialisten, bij gemeente, psychische zorg, Veilig Thuis, gehandicaptenzorg maar ook intern, hebben zo hun eigen wereld en wereldbeeld dat deels gevormd wordt door exclusie en selectie (Bohlmeijer, 2021). Zij zien niet zo vaak die kwetsbare burgers die echt nergens terecht kunnen, terwijl agenten op straat die burgers wel steeds weer tegen komen. Voor agenten en de 112-meldkamer is het moeilijk om nee te zeggen, en als ze dat wel eens doen en het gaat mis, dan kan er zomaar een hele podcast-serie volgen (Omroep Gelderland, 2021).
Want de politie wordt nauwlettend gevolgd, door de bodycam, de media, het korps, het ministerie en niet te vergeten alle telefooncamera’s van burgers die politieoptreden filmen en binnen enkele seconden online zetten (zie bijv. Bolle, 2023; NOS Nieuws, 2023). Dat geeft een druk die veel specialisten helemaal niet kennen. Bij verward gedrag staat, na een aantal incidenten en onderzoek daarnaar, de zaak nog meer op scherp dan bij andere situaties (De Boer, Ferwerda, Kuppens & Van Leiden, 2022).1 Onderschatting van het risico door agenten op gevaar en geweld kan leiden tot schade (aan burgers of henzelf) maar over schatting kan ook schade opleveren (aan de persoon met onbegrepen gedrag). De marges zijn smal en het is daarom voor veel mensen, zowel in de zorg, bij politie als andere publieke organisaties, heel verleidelijk om zichzelf weg te organiseren bij de ellende – niets menselijks is ons vreemd.
Dat jezelf weg organiseren is weliswaar begrijpelijk vanuit organisatorisch oogpunt maar voor veel burgers juist onbegrijpelijk gedrag. Het is deels een effect van onze samenleving waarin er voor ieder probleem een precies passende oplossing moet zijn – maar mensen zijn nu
1 Het verschil in maatschappelijke en media-aandacht tussen fatale incidenten bij politie en in de zorg is opvallend groot: het hier geciteerde rapport gaat over vijftig incidenten in vijf jaar, terwijl het aantal fatale incidenten in de zorg op jaarlijks ruim 1000 wordt geschat (Schoten et al., 2022). eenmaal niet ‘precies pas’. Mensen stellen het systeem voor uitdagingen die individuele professionals, organisaties en bestuurders niet graag aangaan. Regels, orders, protocollen en dergelijke nemen dan de over hand en de burger krijgt te maken met afstandelijke functionarissen die nauwelijks vanuit medemenselijkheid maar vooral als representanten van hun organisatie reageren. Dat is niet de publieke professional die we ons als burgers wensen – idealiter is de (wijk)agent, als nabije representant van de overheid, een benaderbare professional, die zowel medemenselijk is als grenzen kan stellen (Meurs, 2023).
Ik vraag publieke dienstverleners wel eens: zou je je eigen moeder, je eigen broer, of je eigen kind naar deze plek brengen als die ‘verward’ was? Of zou je zelf zo op hem of haar reageren? Het antwoord is zelden ja, kan ik u zeggen. Als we iets fatsoenlijks willen bieden aan men sen met onbegrepen gedrag, als we met hen willen samenwerken, met hun naasten, met omstanders en met andere professionals, dan is ons zelf nog strakker of helemaal weg organiseren een heilloze weg. En is complexiteitsreductie in een mooi SMSM-schemaatje niet genoeg. Er is meer nodig, wat ik hier noem: skin in the game. Dat begint bij het je inleven in de situatie van de ander, proberen te beseffen voor welke uit dagingen die persoon staat en je daartoe verhouden – als mens en als professional. Ofwel: de bereidheid hebben om iets aan te gaan en risico te nemen als dat nodig is.
Hoe leer je mensen skin in the game krijgen als ze iedere 28e gewoon salaris ontvangen, ook al functioneren ze nog zo matig? Doen alsof publieke dienstverlening een markt is, werkt meestal niet, zo weten we, maar wat dan wel? Wellicht door mensen zelf te laten ervaren en daaruit te leren hoe ze het zelf zouden willen? Te ervaren hoe het is om als gestoorde cliënt behandeld te worden, om als familielid niet betrokken of geïnformeerd te worden, om als agent niet thuis te krijgen bij specialistische instanties of om als specialistische medewerker verantwoordelijk gemaakt te worden voor andermans losse eindjes. Niet zo eenvoudig te realiseren, want wie heeft nu echt van heel dichtbij met gestoorde mensen te maken?
Als ons eigen familielid somber of angstig is, hebben we daar name lijk vaak een logische verklaring voor. Onze zus ‘heeft dan veel mee gemaakt de laatste tijd’, ‘heeft een beetje sombere inslag’ of ‘moet echt wel met zichzelf aan de slag’. Gaat het over een ander, die we niet kennen, dan hebben we het makkelijker over iemand ‘met een depressie’, ‘met wie het al jaren getob is’ of ‘die opgenomen zou moeten worden’. Komt onze zoon met politie in aanraking dan ligt dan aan ‘foute vrienden’ – maar dat zeggen de ouders van die vrienden ook over hun én onze zoon. Ik zou willen zeggen: de ervaring ligt voor het oprapen maar we zijn geneigd onze persoonlijke ervaringen anders te wegen dan onze professionele ervaringen – in een ander hokje te plaatsen. Wat we zelf meemaken, zien we als ‘onbegrepen’, wat we als professional tegenkomen, noemen we ‘verward’. En daar hoeven we dan niks mee, want het is niet van ons, niet onze wereld (Parcesepe & Cabassa, 2013).
Intermezzo: enkele minuten uit de speelfilm Promising young woman over een jonge vrouw die leeft in de schaduw van een vriendin die iets ernstigs is overkomen
Hoofdpersoon Cassie was ooit een ‘promising young woman’ maar is na een incident met haar goede vriendin en studiegenote Nina plotseling gestopt met haar geneeskundeopleiding. Ze doet saai werk in een koffie zaakje, woont bij haar ouders en laat zich in het uitgaansleven oppikken door allerlei foute mannen. Langzamerhand komen we erachter dat haar vriendin Nina verkracht is door een groep mannelijke medestudenten – zij zijn daarvoor nooit bestraft, terwijl het met Nina slecht is afgelopen (hoe en wat precies wordt niet benoemd maar ze lijkt niet meer te leven). In deze scène gaat Cassie op gesprek bij de (vrouwelijke) decaan die destijds besloot de studenten vrijuit te laten gaan. Als ze merkt dat de decaan vindt dat ze destijds niets verkeerd heeft gedaan, zegt Cassie dat ze haar dochter (van de decaan) bij haar middelbare school heeft opge pikt, en heeft afgezet bij het studentenhuis waar destijds Nina verkracht is. Eerder hebben we inderdaad gezien dat Cassie een meisje een lift gaf, en ook legt ze de telefoon van de dochter van de decaan voor zich op tafel. Dat verandert alles: de decaan wordt bang en boos en geeft toe dat ze verkeerd heeft gehandeld in het geval van Nina.
De hoofdpersoon kiest een nogal indringende manier om de ander zich te laten inleven. Zo indringend dat ze ‘sociopaat’ wordt genoemd – een term die alleen superspecialisten kunnen onderscheiden van het eerder genoemde ‘psychopaat’. Het slachtoffer zal er waarschijnlijk ‘wel om gevraagd hebben’, maar de eigen dochter moet kost wat kost beschermd worden. De keurige studenten aan wie het slachtoffer best mocht worden blootgesteld mogen geen seconde in de buurt van de dochter van de decaan komen. Vergelijk het met de professional die zijn of haar aanpak met verve verdedigt maar het eigen familielid er nooit aan zou blootstellen.
Ervaring, inleving en skin in the game liggen voor het grijpen – maar worden vaak toch niet gepakt. Dus moeten we daarbij helpen: mensen die het zelf hebben meegemaakt, een ernstige psychische ont regeling, kunnen vertellen en laten zien hoe zoiets voelt. Ervaringen in het korps daarmee zijn behoorlijk positief, zo kunt u navragen bij de onderhandelaars en in een steeds groter aantal basisteams. Terwijl in de psychische zorg die zogenoemde ervaringsdeskundige helaas vooral als hulpverlener wordt ingezet, biedt die persoon aan agenten maar ook aan boa’s, gemeentemedewerkers en vele anderen een afgeleide erva ring van hoe het is. En – minstens zo belangrijk – welke aannames, patronen en afweermechanismen ervoor zorgen dat het onbegrepene op afstand wordt gehouden, weg wordt georganiseerd of gediagnosti ceerd. Ofwel: aandacht voor context en interactie uit eigen ervaring (Roennfeldt & Byrne, 2021).
Voor professionals onderling, tussen instanties, is het iets makkelijker om te leren zich in elkaar in te leven. Uit oogpunt van complexiteits reductie hanteer ik een simpel model: minigolfen, meelopen en mekaar aanspreken – het M&M’s-model. Dat lijkt simpel en dat is het ook. Toch gaat het vaak andersom, volgens het model: beleidstafel, bestuurstafel, bespreektafel. Minigolfen (of bowlen of iets anders buiten de bekende werkcontext) brengt een andere interactie op gang dan de standaard professionele uitwisseling. Mensen leren elkaar op een andere manier kennen dan vanuit taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden e.d. Ze ontdekken dat de ander ook gewoon een mens is – en niet (alleen) een uniform, een specialist of een bureaucraat. Met elkaars werk meel open en mekaar blijven (aan)spreken zijn dan vervolgstappen. Geen hogere wiskunde, wel lastig om echt te doen. Vaak focussen we op ingewikkelde inhoudelijke dingen en verwaarlozen we de basis – de context van, en interactie tussen verschillende publieke professionals.
Ik kom tot een afronding. Het vraagstuk rond verward en onbegrepen gedrag is complex en dat zal het blijven – zeker waar alleen zorg het antwoord niet is, maar alleen veiligheid ook niet. Vandaag heb ik geprobeerd complexiteit te reduceren door te focussen op drie dingen. Het recht om niet verward te worden is mijns inziens onvervreemdbaar. Dat recht hebben burgers in een snel oordelende samenleving, waarin de rechtsstaat hen moet beschermen – ook tegen al te veel veiligheid en maakbaarheid. Dat recht hebben agenten, door toegerust te worden om hun werk te kunnen doen tussen alle afwijkend gedrag en alle eisen die aan hen gesteld worden. En dat recht hebben wij allen, als burgers in de rol van soms cliënt, soms naaste, soms professional. Recht op publieke professionals die zich proberen in te leven en oog hebben voor context en interactie.
Graag sluit ik af met een kort filmpje van een noodhulp-koppel. Want u denkt misschien: mooi die verhalen over modelletjes, begrijpen, inleven en ervaren. En dit filmpje lijkt wellicht extreme complexiteits reductie: een heel simpele, eerder oneerbiedig ‘huis-tuin-en-keuken’ genoemde onbegrepen gedrag-situatie, zonder risico op schade aan de persoon zelf, agenten of langsrijdende automobilisten. U denkt misschien dat er weinig loos is met deze persoon, dat zij nauwelijks angst heeft en niet zomaar de snelweg op gaat rennen. U denkt misschien dat ze heel makkelijk vertelt wat ze vandaag gedaan heeft, wat haar bezighoudt en dat ze zomaar in de auto stapt. Dat is niet zo. U gaat kijken naar vakmanschap. Naar een agent die zich inleeft en in een paar simpele maar invoelende vragen veel te weten komt. Die ingaat op antwoorden, die vertraagt als hij te snel gaat en deze mevrouw zo naar veiliger wateren loodst.
Als dit is wat onze agenten doen, als we ze dit kunnen leren, dan komt het met samen werken en samen leven ook wel goed.
Slot: enkele minuten uit de documentaireserie Politie 24/7 waarin twee agenten op een melding van een ‘verward persoon’ afgaan
Dankwoord
Er zijn heel erg veel mensen die ik zou willen en moeten bedanken – bij deze. Ik ben met name alle mensen dankbaar die hun nek hebben uit gestoken om mij binnen de Nationale Politie en de Politieacademie de ruimte te geven – iemand uit een heel ander veld van publieke dienst verlening, de zorg, dat niet per definitie makkelijk samen gaat met veiligheid. Het is een eer om hier te staan, zeker omdat ik ruim dertig jaar geleden zeer serieus overwoog om me bij deze academie aan te melden als student – via een kleine omweg dan alsnog. Ik wil Teun Meurs bedanken dat wij dit vandaag samen konden doen. En ik draag mijn verhaal op aan Hans van Eeken, een enorm ervaren en inlevende bondgenoot, die eind juni enorm onverwacht is overleden.
Literatuur
Adang, O., Mail, B., de Bie, E. Karkdijk, C., Couwenberg, R. & Vermeu len, K. (2022). Verantwoorden en leren: Evaluatieonderzoek melden, registreren, beoordelen en leren van geweldsaanwending. Den Haag: Boom Criminologie.
Bogers, H. (2021). OV en corona. https://rtvslos.nl/2021/11/30/ ov-en-corona-door-hans-bogers/
Bohlmeijer, L. (2021). De geestelijke gezondheidszorg leunt te veel op specialisten, zegt deze specialist. Interview Bauke Koekkoek. https://decorrespondent.nl/12121/de-geestelijke-gezondheidszorg leunt-te-veel-op-specialisten-zegt-deze-specialist/87d30083-34f6 031e-2e8b-b97de5137eb9
Boer, H. de, Ferwerda, H., Kuppens, J. & van Leiden, I. (2022). Fatale politie-incidenten. Patronen bij fatale incidenten binnen de context van politieoptreden. Arnhem: Bureau Beke. https://bureaubeke. nl/wp-content/uploads/2022/02/Download_Bekereeks_Fatale_ politie_incidenten.pdf
Bolle, J. (2023). Politie gebruikte vaker geweld in 2022: ‘Burger en overheid zijn steeds meer tegenover elkaar komen te staan’. https:// www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/politie-gebruikte-vaker geweld-in-2022-burger-en-overheid-zijn-steeds-meer-tegenover elkaar-komen-te-staan~bfa1b101/
Cohen, S. (1972). Folk devils and moral panics: The creation of the mods and rockers. London: Paladin.
Data.politie.nl (2023). https://data.politie.nl/#/Politie/nl/dataset/47021 NED/table?ts=1583314170882
Dijk, A.J. van, Hoogewoning, F. & Woerds, S. ter (2014). Op het snijvlak van veiligheid en zorg: samenwerking in uitvoering. Het Tijdschrift Voor De Politie, 76, 6-11.
Erikson, T. (2020). Surrounded by psychopaths: How to protect your self from being manipulated and exploited in business (and in life). St. Martin’s Essentials.
Graaf, N.D. de & Wiertz, D. (2019). Societal problems as public bads. Routledge.
26 het recht om niet verward te worden
Goode, E. & Ben-Yehuda, N. (1994). Moral panics: Culture, politics, and social construction. Annual review of sociology, 20(1), 149-171.
Greig, D. (2002). Neither Bad nor Mad: The Competing Discourse of Psy chiatry, Law, and Politics. London: Kingsley.
Janssen, R. & Huisman, C. (2017). ‘Laten we de term verwarde per sonen schrappen’. Interview Bauke Koekkoek. www.volkskrant.nl/ wetenschap/laten-we-de-term-verwarde-personen-schrappen~b639 0c20/
Janssen, J. (2023). Huishoudens van Jan Steen. Over de taak van de poli tie bij de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Den Haag: Boom.
Jong, A. de (2022). Daar stond Viola Holt als een verwarde toverkol mede-wappies toe te roepen. www.ad.nl/show/daar-stond-viola-holt als-een-verwarde-toverkol-mede-wappies-toe-te-roepen~a14b8ba8/
Koekkoek, B. (2017). De toename van ‘verwarde personen’-meldingen: kwantitatieve analyse van een openbare orde en public health probleem. TSG: Tijdschrift Voor Gezondheidswetenschappen, 95(6).
Koekkoek, B. (2019). De kwestie verwarde personen: naar een andere bena dering van onbegrepen gedrag. Tielt: LannooCampus.
Koekkoek, B. (2022). Omgaan met onbegrepen gedrag. Handboek voor basispolitieonderwijs. Den Haag: Sdu.
Lamb, H.R., Weinberger, L.E. & DeCuir Jr, W.J. (2002). The police and mental health. Psychiatric services, 53(10), 1266-1271.
Meurs, T. (2023). Hernieuwde relevantie. Actieonderzoek vanuit een gebiedsgebonden politiefilosofie. Den Haag: Boom.
Mevis, P. & Wolf, M. van der (2017). Te gek, te gewoon, te vaag, te vreemd: wie hoort er eigenlijk (niet) thuis in de tbs? (Rubriek Recht spraak). Delikt en Delinkwent: tijdschrift voor strafrecht, 2017(54), 537-567.
Misérus, M., Dirks, B. & Vos, M. (2018). Is dader steekpartij Den Haag een terrorist of een verward persoon? www.volkskrant.nl/nieuws achtergrond/is-dader-steekpartij-den-haag-een-terrorist-of-een-ver ward-persoon~b0f0bc38/
NOS Nieuws (2023). https://nos.nl/artikel/2473648-politie-gebruikte vorig-jaar-opnieuw-meer-geweld-ook-vaker-ten-onrechte
NOS Nieuws (2023). Gewonde kinderen in Annecy stabiel, exacte toe stand Nederlandse peuter onbekend. https://nos.nl/artikel/247 8279-gewonde-kinderen-in-annecy-stabiel-exacte-toestand-neder landse-peuter-onbekend
NPB (2023). Monument voor motoragent Arno de Korte. www. politiebond.nl/actueel/nieuws-and-blog/monument-voor-motor agent-arno-de-korte/
Omroep Gelderland (2021). De Dood van Robert. www.gld.nl/podcasts/ dedoodvanrobert
Overduin, C. (2019). Zorg voor mensen met verward gedrag? ‘Het glas is half leeg’. www.zorgwelzijn.nl/zorg-voor-mensen-met-ver ward-gedrag-het-glas-is-half-leeg/
Parcesepe, A.M. & Cabassa, L.J. (2013). Public stigma of mental illness in the United States: A systematic literature review. Administration and Policy in Mental Health and Mental Health Services Research, 40, 384-399.
Poels, M. (2019). Verward in Flevoland. www.eengezonderflevoland.nl/ wp-content/uploads/2019/09/Care2Research-Onderzoeksrapport Verward-in-Flevoland-sept-2019.pdf
Politie (2022). www.politie.nl/binaries/content/assets/politie/nieuws/ 2022/december/bijlage-1-220810-infographic-personen-met-ver ward-gedrag.pdf
Roennfeldt, H. & Byrne, L. (2021). Skin in the game: The professio nalization of lived experience roles in mental health. International Journal of Mental Health Nursing, 30, 1445-1455.
Schnabel, P. (1992). Het recht om niet gestoord te worden. Naar een nieuwe sociologie van de psychiatrie. Utrecht: Nederlands centrum Geeste lijke volksgezondheid.
Schoten, S. van, Eikenhorst, L. van, Schouten, B., Baartmans, M., Bruijne, M. de, Jong, L. de, Waals, M., Asscheman, H. & Wagner, C. (2022). Monitor Zorggerelateerde Schade 2019: dossieronderzoek bij overleden patiënten in Nederlandse ziekenhuizen. Utrecht: Nivel.
Surís, A., Holliday, R. & North, C.S. (2016). The Evolution of the Classi fication of Psychiatric Disorders. Behavioral sciences (Basel, Switzer land), 6(1), 5. https://doi.org/10.3390/bs6010005
Verhagen, C. & Kasteel, E.J. (2018). Interview Jacobine Geel: ‘Het wordt tijd dat de politie ophoudt met de E-33-mantra’. Tijdschrift voor de Politie. www.websitevoordepolitie.nl/interview-jacobine-geel-het wordt-tijd-dat-de-politie-ophoudt-met-de-e-33-mantra/
Visscher, A.J.E., Kraats, G.B. van de, Goot, B. van der & Braam, A.W. (2015). Bad or mad? Invloed van psychiatrische problematiek bij verdachten op strafrechtvervolging. Tijdschrift voor Psychiatrie, 480-488.
Wakefield, J.C. (2014). Wittgenstein’s nightmare: why the RDoC grid needs a conceptual dimension. World Psychiatry, 13(1), 38.
Weeda, F. (2018). Het ís niet normaal om mooi en succesvol te zijn en alles onder controle hebben. Interview Damiaan Denys. www.nrc. nl/nieuws/2018/09/21/het-is-niet-normaal-om-mooi-en-succesvol te-zijn-en-alles-onder-controle-te-hebben-a1626090/
Vindplaats videofragmenten
- Fragment Beef: 1.59-4.20 (totaal 2.20 minuten) beschikbaar op Netflix
- Fragment Dienders 22/1/2020: 1.41-4.02 (totaal 2.20 minuten beschikbaar op www.npo3.nl/dienders-agenten-in-opleiding/22 01-2020/BV_101397703 (vrij toegankelijk)
- Fragment Promising young woman: 43.42-48.30 (totaal 4.50 minuten) Beschikbaar op Amazon Prime video of dvd
- Fragment Politie 24/7: 1.16-3.14 (totaal 2 minuten)
beschikbaar op www.youtube.com/watch?app=desktop&v=WHi4Po TfAbc (vrij toegankelijk)