Inleiding
In 1988 moest ik van mijn toenmalige leraar Duits een stuk tekst voorlezen in de klas. Het stuk ging, in zeer kritische termen, over ‘de jeugd van tegenwoordig’. De docent was zelf auteur van het boek en bovendien van de oude stempel. Ik verwachtte dan ook dat de tekst door hemzelf was geschreven. Dat bleek niet het geval: het verhaal stamde al uit de negentiende eeuw. Ik was verrast door de psychologische flexibiliteit van mijn strenge leraar én over het feit dat men blijkbaar al in de negentiende eeuw vond dat het helemaal de verkeerde kant op ging met de jeugd. Waarmee ik wil zeggen: cultuurpessimisme is van alle tijden. Psychische stoornissen zijn daarvoor een dankbaar onderwerp: ‘het gaat steeds slechter met ons’ is een veelgehoorde kreet.
Niet speculeren maar meten
Decennialang viel er weinig in te brengen tegen dit soort sombere bespiegelingen – er was trouwens ook een groot gebrek aan bewijs vóór een dalende lijn, maar de optimisten hadden de schijn tegen. Ondertussen zijn er herhaalde bevolkingsonderzoeken naar psychische stoornissen gedaan die wél een wetenschappelijk antwoord kunnen geven op de vraag of psychische stoornissen steeds vaker voorkomen en erger worden. Het antwoord is ‘nee’. Hoewel er best kritische noten te plaatsen zijn bij de validiteit van de diagnoses in deze studies (zie kader 32.2), zijn ze wel degelijk goed geschikt om historische en geografische vergelijkingen te maken. Steeds wordt namelijk (bijna) hetzelfde interview of meetinstrument gebruikt om problematiek in kaart te brengen ongeacht of mensen daarvoor hulp vragen of zoeken.
Geen toename
Een historische vergelijking voor Nederland is mogelijk dankzij de NEMESIS-studies (zie kader 32.2 en interview 4). Er is geen toename van het aantal psychische stoornissen. In Nederland helemaal niet, in sommige andere landen wel een (kleine) stijging of daling. Ook zijn er wat verschuivingen tussen stoornissen maar in grote lijnen blijft het beeld hetzelfde (onderstaande tabel).
De jaarlijkse afgenomen Gezondheidsenquête laat hetzelfde stabiele beeld zien als de NEMESIS-cijfers. De levensverwachting van Nederlanders in ‘goede geestelijke gezondheid’ neemt al jaren toe, al moet daarbij worden opgemerkt dat dat vooral komt omdat mensen langer leven. Maar deze relativerende cijfers kloppen toch niet helemaal met ons gevoel dat meer mensen last hebben van psychische problemen. Regelmatig komen er licht alarmerende berichten in het nieuws, van het CBS of een ander serieus te nemen instituut. In ieder geval zoeken meer mensen hulp, bijvoorbeeld door meer antidepressiva te gebruiken (zie vraag 59). Ook het steeds maar groeiende aantal kinderen met een ADHD- of autisme-diagnose en bijpassend medicijngebruik lijkt niet te kloppen met de cijfers in tabel 33.1. De Groningse hoogleraar Dehue drukte dat gevoel in 2008 uit in de titel van het – uitstekend verkochte – boek De depressie-epidemie. In commentaren en recensies werd het boek toegejuicht én bekritiseerd maar over één ding waren fans, critici en auteur het eens: de titel dekte niet de lading. Er was en is geen epidemie van depressies en ook niet van andere psychische stoornissen. Wel gebruiken steeds meer mensen antidepressiva of zoeken andersoortige hulp – en daar gaat het boek van Dehue dan ook met name over.
Wel meer ADHD en autisme?
Hoe zit het dan met enkele specifieke stoornissen, zoals ADHD en autisme bij kinderen (en volwassenen)? ADHD wordt gemeten in de tweede NEMESIS-studie maar niet in de eerste, dus een vergelijking over de tijd is nog niet mogelijk. In NEMESIS-2 werd bij 2,9% van de Nederlanders gevonden dat ze als kind ADHD hadden, en bij 2,1% van de volwassenen. In de Gezondheidsenquête zegt 3-4% van de ouders dat hun kind tussen vier en twaalf jaar ADHD heeft. Let wel: dit is alleen een vraag aan ouders, terwijl in NEMESIS een gestructureerd interview met de persoon zelf wordt afgenomen. Naar autisme doen we in Nederland geen bevolkingsonderzoek, de stoornis wordt niet uitgevraagd in de NEMESIS-studies. Wel worden (weer) ouders ernaar gevraagd in de Gezondheidsenquête, waar circa 3% van ouders van kinderen tussen vier en twaalf jaar antwoordt dat hun kind autisme of een daaraan verwante stoornis heeft. In buitenlands onderzoek blijkt ongeveer 1-1,5% van de bevolking te lijden aan autisme – in de jaren zeventig was dat nog maar 0,02-0,05%. De oorzaken van die 35-voudige toename zijn onbekend, maar meestal worden genoemd: ruimere criteria voor vaststelling, betere (h)erkenning en weinig precieze diagnostiek. In een filosofisch en historisch proefschrift focust psychiater Verhoeff zich helemaal op de ‘autisme-epidemie’. Hij komt onder andere tot de conclusie dat autisme geen natuurverschijnsel is, maar door de jaren heen heel verschillend gedefinieerd en verklaard is. Hij laat daarmee zien dat sociale en culturele invloeden sterk bepalen of en wat een stoornis is. Voor beide stoornissen geldt vooralsnog dat we geen sterke aanwijzingen voor een grote toename hebben, wel voor meer aandacht ervoor.
Hulpvraag neemt wel toe
Maar hoe kan het dan dat we zo vaak lezen over wachtlijsten, verkeerde hulp en psychische gestoorde mensen die overlast veroorzaken of anderen iets aandoen? Dat heeft enerzijds te maken met het feit dat media vooral aandacht schenken aan incidenten, misstanden en missers in de (geestelijke) gezondheidszorg (zie ook kaders 24.1 en 57.1). Anderzijds houden deze zaken niet per se verband met het aantal mensen in de samenleving dat een stoornis heeft. Ze gaan vooral over de mensen die hulp zoeken: wachtlijsten (zie ook vraag 11), niet-passende hulp of over een mismatch van vraag en aanbod van hulp bij psychische problemen (zie hoofdstuk 14). Berichten over mensen die anderen iets aandoen gaan over de ingewikkelde relatie tussen geweld en mensen met psychische stoornissen (zie ook vraag 24). Deze onderwerpen hebben absoluut met psychische stoornissen van doen, maar zeggen niet per se iets over het aantal mensen met een psychische stoornis in Nederland – sterker, ze zeggen er meestal helemaal niets over (zie ook infographic ‘Sociale problemen’).
Samenvatting
Psychische stoornissen zijn in Nederland in de afgelopen vijftien jaar niet toegenomen, en evenmin in enkele andere landen waar longitudinaal onderzoek gedaan is. Er zijn goede aanwijzingen dat tijdgebonden sociale en culturele factoren sterk bepalen of en welke stoornis vaak voorkomt. Momenteel is de prevalentie van autisme vele malen hoger dan dertig jaar geleden, maar dat vormt nog geen sluitend bewijs voor het vaker voorkomen van autisme in de samenleving.
Meer lezen?
Geïnteresseerd in meer antwoorden op lastige en onmogelijke vragen? Op zoek naar de bronvermeldingen bij dit artikel? Lees de rest van het boek ‘Verward in Nederland’ van Bauke Koekkoek. Klik hier voor meer informatie en een inkijkexemplaar.