Buitenstaanders verbazen zich vaak over het grote aantal mensen dat bij de GGZ in behandeling is – circa Nederlanders, waarvan circa tussen de 18 en 65 jaar. Maar als we bedenken dat jaarlijks 17,5% van de volwassen Nederlanders (circa miljoen mensen) voldoet aan de criteria voor een psychische stoornis, weten we dat er ook heel veel mensen niet in behandeling zijn. Bij vraag 7 zagen we al dat mensen allemaal motieven hebben om geen of juist wel hulp te zoeken, en dat hulp vinden niet altijd vlot verloopt (vragen 11, 17 en 19). In dit hoofdstuk gaat het in detail over wat er gebeurt als mensen hulp zoeken.
Drempels en filters
Het zou mooi zijn als de toegang tot de GGZ altijd op een logische en voorspelbare manier verliep, bijvoorbeeld zoals in de casus van Maria. Maar dat is niet zo, ook al proberen overheid, verzekeraars, patiëntenbelangenorganisaties en zorgaanbieders grip te krijgen op dat proces. In theorie is de toegang tot de GGZ gebaseerd op heldere en eenduidige criteria, maar in de praktijk spelen er veel meer overwegingen mee dan alleen de aard, ernst en urgentie van de problematiek. Bij vraag 7 zagen we al dat lang niet alle mensen die een psychische stoornis hebben, behandeld worden in de GGZ. Of dat terecht of niet terecht is, is hier niet mijn vraag (zie daarvoor hoofdstuk 14), wel breng ik in beeld via welke stappen in een getrapt systeem toegang tot de GGZ tot stand komt, eerder omschreven als het ‘filtermodel’. In de infographic ‘Toegang’ bij dit hoofdstuk is dat schematisch weergegeven, hier leg ik verder uit hoe je (niet) bij een GGZ-hulpverlener terechtkomt. In onderstaand model wordt duidelijk welke stappen er zitten tussen het ‘last hebben van iets’ en een opname of (zeer) specialistische behandeling.
De juiste zorg?
In het schema zien we dat het nogal wat moeite, of in ieder geval een flink aantal stappen, kost om tot diep in de GGZ door te dringen. We zouden verwachten dat vanzelf de mensen met de ernstigste problematiek in de GGZ aankomen. Maar dat is toch niet helemaal het geval: in Nederland vinden we mensen zonder psychische stoornis in de GGZ, maar tegelijkertijd vinden we mensen met ernstige stoornissen bij de huisarts – en soms komen ze ook daar nauwelijks. Een belangrijke reden voor deze onevenwichtige verdeling is dat we geen objectief instrument hebben voor het inschatten van de ernst van psychische stoornissen (zie ook vraag 35). Er vindt dus selectie plaats op basis van andere overwegingen, zowel door cliënten zelf als door professionals. Het kan gebeuren dat wie het hardste roept, de meeste zorg krijgt. En dat anderzijds teruggetrokken mensen stilletjes in huis verkommeren (zie ook vraag 7). Er zijn natuurlijk wel pogingen gedaan om dit proces rationeler en voorspelbaarder te maken – maar vaak zijn die op de menselijke factor gestuit, zoals professionals die de uitkomst van een screeningsinstrument omzeilden door dat instrument anders in te vullen, of de beperkte voorspelbaarheid van zorg. Contextuele factoren, zoals het gezondheidszorgsysteem of de financiering van hulp, spelen ook een belangrijke rol in dat selectieproces. In figuur wordt duidelijk dat in alle Europese landen veruit het grootste deel van mensen met psychische stoornissen in zorg is bij de huisarts (53-92%). De verschillen tussen het percentage mensen dat bij een gespecialiseerde GGZ-professional komt, zijn echter groot. In Denemarken komen zeven keer meer mensen met een psychische stoornis terecht bij de psychiater dan in Oostenrijk. Maar dit wil niet zeggen dat er een factor zeven meer mensen met stoornissen zijn, of de problematiek zeven keer ernstiger is. Uit het filtermodel en de cijfers die eraan verbonden zijn kunnen we allerlei conclusies trekken. Daarvan noem ik er hier twee: 1) mensen gaan lang niet allemaal met hun psychische problemen naar de huisarts, en komen dus ook vaak niet in de GGZ terecht en 2) huisartsen herkennen vrij veel psychische problematiek maar verwijzen lang niet altijd door. De geestelijke gezondheidszorg behandelt dus uiteindelijk een selectie van alle mensen met psychische problemen, en hoeveel en welke mensen in die selectie zitten is afhankelijk van een groot aantal factoren (zie tabel). Dat de invloed van die factoren groot kan zijn blijkt wel uit de verschillen tussen landen.
Samenvatting
Hoe specialistischer hulp iemand zoekt, hoe meer drempels hij of zij over moet. Gespecialiseerde GGZ-professionals krijgen daardoor te maken met mensen die al veel stappen hebben gezet, en dus een sterke selectie vormen van de veel grotere groep mensen die mogelijk vergelijkbare problemen heeft. Veel professionals beslissen in verschillende fases of en hoe het verder gaat. Dat gebeurt lang niet altijd op rationele gronden, want ook voor dit soort beslissingen zijn nog nauwelijks hulpmiddelen beschikbaar.
Meer lezen?
Geïnteresseerd in meer antwoorden op lastige en onmogelijke vragen? Op zoek naar de bronvermeldingen bij dit artikel? Lees de rest van het boek ‘Verward in Nederland’ van Bauke Koekkoek. Klik hier voor meer informatie en een inkijkexemplaar.